In de dermatologie is cytologisch onderzoek het meest gebruikte diagnostische gereedschap dat ook nog eens direct informatie geeft. Tegen relatief lage kosten geeft cytologie een snelle en eenvoudige indicatie van een al dan niet aanwezige huidinfectie. Ook toont cytodiagnostisch onderzoek aan of het gaat om een gist- of bacteriële infectie en het soort aangetroffen ontstekingscellen.
Dit artikel richt zich op technieken om monsters te verkrijgen en op de identificatie van de organismen die de infectie veroorzaken, de ontstekingscellen, de veranderingen in keratinocyte morfologie en de artefacten die mogelijk aangetroffen worden. Het artikel gaat niet in op de technieken die gebruikt worden voor het verkrijgen van monsters uit nodules, of tumoren op de huid, omdat voor de interpretatie daarvan aanvullende expertise en gespecialiseerde training is vereist.
Cytologie wordt in de regel uitgevoerd op laesies van de huid, zoals met pus gevulde puisten (fig. 1), randen van collarettes (fig. 2), plaques, korsten, zweren, wonden die niet helen of fistels. Ook kan cytologisch materiaal worden verkregen uit huidplooien of de interdigitale ruimte. Cytologie kan helpen bij het constateren en evalueren van het type infectie of ontstekingsreactie of de aanwezigheid van acantholyse. Op basis van de uitkomst wordt bepaald of verder onderzoek nodig is. Cytologische resultaten zijn ook onmisbaar in het bepalen van de behandeling en het monitoren van de reactie op de behandeling.
Voor huidcytologie is geen specialistisch materiaal nodig buiten tape, objectglaasjes histologische kleurstoffen en een goede microscoop. Voor oorcytologie zijn wattenstaafjes ook handig. De te gebruiken techniek hangt af van de plek die onderzocht moet worden.
Impressies kunnen direct worden genomen van elke exsudatieve laesie. Open de pustule daartoe eerst met een fijne naald. Neem het monster daarna direct vanuit de pustule op een objectglaasje. Voorkom een te grote ophoping van materiaal door het glaasje heen en weer te bewegen.
Een monster van de rand van een collarette zal meer micro-organismen opleveren dan het midden ervan. Bij een korst is het beter om een monster te nemen van de huid onder de korst of van de onderkant van de korst. Impressies van de onderkant van een korst zijn waardevol, vooral bij een vermoeden van pemphigus foliaceus. Uit een fistel wordt materiaal verkregen door te drukken op de huid rond de fistel of een wattenstaafje in de fistel te steken.
Directe impressies dienen zorgvuldig te worden verkregen, omdat cellen anders beschadigd kunnen raken en de cytologie niet meer te interpreteren is. Als een directe impressie niet mogelijk is, breng dan materiaal vanuit de laesie op het objectglaasje met een wattenstaafje.
Transparante acetaattape wordt gebruikt om een monster te verkrijgen van droge laesies die niet meteen aan glas blijven kleven. Ook kan tape gebruikt worden om monsters te krijgen van gebieden die moeilijk met een objectglaasje te bereiken zijn, zoals huidplooien en interdigitale ruimten (fig. 3). Gebruik hiervoor een stuk tape dat ongeveer de helft langer is dan het objectglaasje en druk het midden van de kleefzijde een aantal keer op het gebied dat onderzocht moet worden om epidermaal debris te verzamelen. Bevestig de twee zijden van de tape op een objectglaasje, waardoor een lus ontstaat. Hierna kan het monster gekleurd worden en onderzocht onder olie-immersie.
De makkelijkste manier om zelf monsters te kleuren, is door een gemodificeerde commerciële Wright’s kleuring te gebruiken, zoals Diff-Quick. Bacteriën en gist kleuren altijd blauw bij dit type kleuring. Ook kunnen monsters op acetaat gekleurd worden met de rode en blauwe kleuringen van Diff-Quick. Een fixeermiddel op basis van alcohol zou de lijm op de tape oplossen.
Tijdens het microscopisch onderzoek van een cytologisch monster is het belangrijk om de lichtcondensator aan te houden. Cytologische preparaten moeten eerst onder gedimd licht gescand worden op gebieden waarbij de cellen gelijkmatig zijn verdeeld. Daarbij wordt aangeraden om een objectief voor olie-immersie te gebruiken dat 100 keer vergroot voor een gedetailleerd onderzoek naar de celmorfologie.
De meest voorkomende typen organismen in huidcytologie zijn gist en bacteriën. De meest voorkomende gisten in monsters van honden en katten zijn Malassezia pachydermatis, hoewel Candida spp. ook wordt aangetroffen. Het aantal verschillende soorten bacteriën dat bij huidcytologie wordt aangetroffen is groot, waarbij opgemerkt moet worden dat Staphylococcus spp. het meest voorkomt bij huidinfecties van honden en katten. Ook Simonsiella spp. (fig. 4) komt veel voor. Dit zijn onschadelijke, zeer grote, draadvormige en Gram-negatieve saprofyten die in de mondholte van warmbloedige gewervelde dieren leven. Meestal komen ze in kleine aantallen voor en zijn ze niet intracellulair, hoewel het adhesines kunnen zijn van keratinocyten. Deze organismen staan niet bekend als ziektekiemen, maar kunnen geassocieerd worden met pruritus als ze niet in de mondholte worden aangetroffen maar bijvoorbeeld tussen de tenen.
Dermatofyten en andere schimmels kunnen ook worden gevonden door cytologie. Sporen ervan zien er vaak uit als ronde bollen die ongeveer twee keer zo groot zijn als coccobacillen.
De identificatie van ontstekingscellen door cytologie kan wijzen naar de pathogenese van de laesie. De aanwezigheid van gedegenereerde neutrofielen met intracellulaire bacteriën is vaak een aanwijzing voor pyoderma. Als normale neutrofielen worden aangetroffen, is er wellicht sprake van aandoeningen als pemphigus foliaceus. Soms kunnen aanwezige ontstekingscellen scheuren door de kracht waarmee een monster is weggeschraapt. Dit geldt vooral voor neutrofielen. Als dit gebeurt, geeft het nucleaire materiaal strepen op het objectglaasje, wat te zien is onder gedimd licht. De aanwezigheid van eosinofielen wijzen op een ontsteking door parasieten, overgevoeligheidsreacties of eosinofiel granuloom bij katten.
Andere veel voorkomende ontstekingscellen zijn macrofagen en lymfocyten, vooral in chronische of diepe laesies. Macrofagen zijn efficiënte fagocyte cellen die vaak gedegenereerde neutrofielen, rode bloedcellen, bacteriën, schimmels en zelfs intracellulaire parasieten bevatten, zoals Leishmania spp.
Epitheelcellen die vaak aangetroffen worden bij exfoliatieve cytologie zijn comeocyten (niet-nucleaire keratinocyten). Hoewel het normaal is om keratinocyten aan te treffen, heeft de keratinocyte morfologie bij een geïnfecteerde huid diagnostische waarde. Genucleëerde keratinocyten worden normaal gevonden in monsters van slijmvliezen of wanneer de huid is afgeschraapt voorafgaand aan de cytologie. Wanneer ze gevonden worden op de oppervlakte van de huid kan het wijzen op een abnormale afzet van de epitheellagen of erosie van de hoornlaag. Deze keratinocyten bevatten vaak keratohyalinekorrels en moeten niet verward worden met bacteriën. Tijdens een routineuze cytologie kunnen sommige keratinocyten of corneocyten er gerond of spindelvormig uitzien in plaats van groot, plat en met scherpe hoeken. Dit wordt veroorzaakt door het proces van vouwen en rollen tijdens het nemen van het monster en het fixeren ervan.
Acantholyte cellen zijn keratinocyten uit diepere lagen die hun adhesie aan naastgelegen keratinocyten zijn verloren. Ze worden vaak gevonden bij pemphigus foliaceus-laesies, maar kunnen ook worden aangetroffen bij furunculose die bij aandoeningen als demodicose en dermatofytose past. Acantholyte cellen zijn grote, ronde cellen met een grote nucleus. Ze kleuren vaak met een rand van diepblauw die antilichamen aan kan geven. In gevallen van pemphigus worden ze vaak aangetroffen in ‘rafts’ en bij neutrofielen of eosinofielen. In gevallen van demodicose of dermatofytose komen acantholyte cellen vrij weinig voor bij gedegenereerde ontstekingscellen.
Artefacten komen veel voor in cytologische preparaten. Vaak worden ze verward met relevante bevindingen. Veel exsudatieve monsters hebben een sterk eiwitrijke achtergrond die er vaak roze of paars uitziet, met fijne donkere korrels. Deze granules kunnen makkelijk aangezien worden voor kleine bacteriën. Pigmentkorrels kunnen worden verward met staafvormige bacteriën zoals Pseudomonas spp. Pigmentkorrels worden echter vaak gevonden in of in de buurt van keratinocyten en kleuren bruin of zwart. Ook zijn ze onderling zeer gelijk in grootte.
Het is niet ongewoon om pollen en stuifmeel te vinden in de lente- en zomermaanden, vooral tussen de tenen. Ze bestaan in veel verschillende vormen en groottes en worden vaak verward met schimmels.
Maandelijks wordt er door dierenartsen bij ongeveer 80% van de patiënten met huidklachten cytologisch onderzoek gedaan. Dit genereert tot wel 20% van het inkomen van een cytologie. Huidcytologie is goedkoop, geeft veel informatie en is makkelijk te leren. Door cytologie onderdeel te maken van de dagelijkse praktijk, zijn diagnoses en behandelingen efficiënter en effectiever. Het resultaat is blije patiënten en cliënten.